Vorige week heb ik nog een rijpe vijg van mijn boom in de tuin geplukt. November in Nederland is niet meer wat het geweest is. Het is sprookjesachtig mooi in het bos. Ook al is er geen stralende zon het lijkt wel of de zon er is met al die kleuren geel, rood en oranje. Nu, een paar regenachtige dagen verder, vallen de bladeren, én de vijgen, van de bomen. Alle externe factoren zoals warmte, veel zonlicht en droogte houden uiteindelijk het intrinsieke proces van de herfst natuurlijk niet tegen. Er zit een grens aan het verlengen van de zomer.
Die observaties schoten door me heen toen ik vanochtend in het dubbeldikke nummer van de Groene zat te lezen over het meten van oa bevlogenheid van medewerkers. Alles is meetbaar en dan weet je tenminste op welke ´knop´ je moet drukken om medewerkers efficiënter te laten werken. Wat meet je dan eigenlijk en hoe? Is alles meetbaar? Zelfs zingeving? Ik denk dat we hier toch snel aanlopen tegen grenzen.
Een voorbeeld uit de Groene: e-mails en chats van medewerkers worden met een algoritme beoordeeld op engagement, bevlogenheid in het Nederlands. Dit gebeurt om ´menselijk kapitaal meetbaar te maken´. Een van de gebruikers van deze methode verklaart bevlogen professionals te willen en daarom moet je willen, kunnen en doen kunnen meten. Kunnen en doen was al meetbaar en gelukkig nu willen ook aldus de HR medewerker.
Het idee is dat meten weten is en dat je daarmee mensen efficiënter kan inzetten, het ziekteverzuim kan terugdringen en het bedrijf beter kan laten scoren. Op zich niks op tegen het is alleen de vraag of je dat kunt bereiken door oa bevlogenheid te meten? Diverse deskundigen komen aan het woord die er niet in geloven. Geslaagde voorbeelden van hoe het kan uitpakken zijn ook niet voorhanden.
In een ander artikel in dezelfde Groene wordt beroepseer en beroepstrots besproken. Mijns inziens belangrijke ingrediënten van bevlogenheid. Het gaat om het plezier dat je beleeft aan het steeds beter worden van het gebruiken van je aangeboren en aangeleerde vaardigheden. Je doet een steeds groter beroep op je vaardigheden waarmee je je eigenwaarde vergroot. Je voelt je trots. Als je daarbij ook zelfstandig beslissingen mag nemen en je werk indelen neemt je werkgeluk toe. Juist daarom is er al een tijdje een tegenbeweging op gang tegen al dat meten. De grens is voor veel beroepsgroepen bereikt. Ze willen aangesproken worden op hun beroepseer in oa het onderwijs en de zorg. Dat gaat dus niet over meer geld dat gaat over immateriële motivatie, motivatie van binnenuit.
Ervaring, intentie en zingeving, steeds beter worden in wat je goed kan en dat in dienst van een doel groter dan jezelf. De toenemende belangstelling voor coachen in de natuur is denk ik ook een tegenbeweging. De natuur als werkplek, als inspiratie, als rustgever, als spiegel waar je mensen helpt om vorm te kunnen geven aan zingeving en werkgeluk.
Bovenstaande is natuurlijk een uiterst korte samenvatting van nr 44-45 van de Groene Amsterdammer waar nog veel meer lezenswaardige artikelen over de werkende mens in staan.